Ze zeiden dat de zon weer zou gaan schijnen. We liepen maandenlang in de regen. Ze beweerden dat ze aan onze kant stonden. We ontdekten dat dat de kant van de buitenlandse aandeelhouders was. Ze spiegelden ons voor dat het elke dag BBBeter zou worden. We konden ons niet aan de indruk onttrekken dat het elke dag BBBeroerder werd.
Ze hadden beloofd dat ze alleen zouden gaan regeren met partijen die de rechtsstaat een beetje heel zouden houden. We dachten dat dat betekende dat ze niet met een extreemrechtse partij in zee zouden gaan. Ze lieten de bezwaren tegen de PVV nog op verkiezingsavond varen.
We vroegen ons af of Geert Wilders wel geschikte mensen had. Hij schoof Gom van Strien en Marjolein Faber naar voren. We wilden weten of het verstandig was om een ijdele professor voor te dragen als premier. Ze verweten ons karaktermoord. We hadden onze bedenkingen bij een minister-president die zijn hele leven ambtenaar was geweest. Ze ondermijnden de nieuwe premier zelf tijdens zijn eerste Kamerdebat.
We wilden geen bezuinigingen op sport voor mensen met een kleine beurs. Ze zeiden dat we ons beter druk konden maken om transvrouwen in de kleedkamer. We droomden van gelijke kansen, ze bezuinigden op onderwijs. We omarmden de pleidooien voor bestaanszekerheid, ze lieten de huren nog nooit zo snel stijgen. We maakten ons grote zorgen over kinderen die in auto’s en garageboxen moeten slapen. Ze smaalden dat we zeker regenboogvlaggen wilden uitdelen aan kinderen zonder broodtrommels.
We vonden dat je in een democratische rechtsstaat ook de rechten van minderheden moet respecteren. Ze dreigden de paspoorten af te pakken van jongens die hier zijn geboren. We trokken aan de bel over racisme, ze wilden dat er onderzoek kwam naar de normen en waarden van Nederlanders met een migratieachtergrond. We maakten ons zorgen over het toenemend antisemitisme. Zij deelden die zorgen, zolang het antisemitisme maar niet kwam van hun politieke bondgenoten, dan zwegen ze als het graf. We lagen wakker van Gaza, ze noemden ons Hamas-sympathisanten.
We hoopten dat er eindelijk een oplossing zou komen voor het institutionele racisme dat we eufemistisch het toeslagenschandaal waren gaan noemen. Ze stelden een biculturele staatssecretaris aan om de kwestie aan te pakken. Binnen een paar maanden had ze schoon genoeg van de omgangsvormen in de ministerraad.
Ze sloegen hun hand voor de mond toen duidelijk werd dat bewindslieden racistische uitspraken hadden gedaan, ze werden wakker in een guur land. Waarna een enkeling de hand, heel even, in eigen boezem stak. Om vervolgens de xenofobie weer met de mantel der liefde te bedekken. Het was geen racisme, hooguit polarisatie, en het land moet toch bestuurd worden.
Nooit deed deze coalitie iets fout, dat was ondenkbaar. Nooit ging er iets mis door de regerende partijen, zij spraken immers namens het volk. De coalitiepartijen vertegenwoordigden al die kiezers die al een kwarteeuw van de ene naar de andere verlosser rennen. Het was toch ondenkbaar dat die nu alweer op het verkeerde paard hadden gewed?
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.