Er zijn politieke momenten die niet klinken als donder, maar als het droge krassen van een pen in de Handelingen. Op 27 augustus 2025 verwierp de Tweede Kamer een motie van Esther Ouwehand (PvdD) die niets meer vroeg dan een expliciete bevestiging: het kabinet respecteert en verdedigt de rechtsstaat en het internationaal recht. Een bijna plechtstatige herhaling van wat we allemaal al weten, zou men denken. Maar de Kamer zei: nee.
De coalitie, PVV, VVD, NSC en BBB, gesteund door CDA, SGP, CU, JA21 en FVD, besloot dat zo’n bevestiging niet nodig was. Links-progressieve partijen stemden voor, maar vormden een minderheid. Wat overblijft is een vreemdsoortig vacuüm: alsof men weigerde te zeggen dat water nat is, omdat men graag een hand vrij wil houden voor het geval men het ooit droog wil verklaren.
Het belang van het overbodige
De rechtsstaat is, in juridische zin, vanzelfsprekend. Hij ligt vast in de Grondwet, verdragen, jurisprudentie. Maar politiek is geen wetboek. Politiek leeft van symboliek, ritueel en bevestiging. We zingen een volkslied dat iedereen kent, we leggen kransen die niets veranderen aan de geschiedenis. Juist het overbodige houdt het fundament levend.
Het ironische is dus: de motie-Ouwehand was overbodig, en dáárom van levensbelang. Het parlement had kunnen zeggen: natuurlijk, wij bevestigen dit. De afwijzing betekent in feite: wij willen de vrijheid behouden om het misschien níét te doen. Dat klinkt pragmatisch, maar het is de opening van een andere logica: die van de erosie.
De Europese spiegel
Nederland staat hierin niet alleen. Polen en Hongarije hebben het script al geschreven. Eerst wordt het vanzelfsprekende niet meer bevestigd. Daarna worden internationale verdragen tot hinderpaal verklaard, de rechterlijke macht tot politieke tegenstander, en kritische media tot vijand. Elk afzonderlijk stapje leek verdedigbaar, “niet zo’n vaart” of “slechts symbolisch”. Samen vormden ze een glijdende schaal.
In Hongarije sprak men in 2010 nog luchtig over “kleine correcties” op de rechtsstaat. Vijftien jaar later geldt de oppositie er als decorstuk, is de rechterlijke macht onder curatele gesteld en zet Brussel financiële sancties in. Het tragikomische is dat Nederlanders altijd met licht dedain naar die landen keken. Zij waren de probleemkinderen van Europa, wij waren het degelijke gidsland. En toch: Hongarije begon ooit met dezelfde vraag als Nederland nu. Waarom bevestigen wat vanzelf spreekt?
De nieuwe breuklijn
De stemming over de motie legt een fundamentelere kloof bloot dan “links” versus “rechts”. Het is de botsing tussen twee logica’s.
Recht als fundament: de overtuiging dat macht slechts legitiem is zolang zij ingebed is in een hoger kader van wettelijke en internationale verplichtingen.
Recht als instrument: de overtuiging dat wet en verdragen nuttig zijn zolang zij beleid ondersteunen, maar hinderlijk zodra zij de politiek beperken.
De eerste logica is klassiek-democratisch, de tweede populistisch-soevereinistisch. De ironie: beide beroepen zich op democratie. De een als bescherming van de minderheid, de ander als wapen van de meerderheid.
Juridische ironieën
Wat volgt is voorspelbaar. Beleidsmaatregelen die de grenzen van verdragen en Grondwet oprekken zullen door rechters ongeldig worden verklaard. Waarop politici zullen zeggen: zie je wel, activistische rechters! De Kamer die weigerde de rechtsstaat te bevestigen, zal dan verbaasd constateren dat diezelfde rechtsstaat zich plots tegen haar keert.
De ironie is scherp: de rechtsstaat wordt pas echt zichtbaar op het moment dat politici hem willen negeren. Tot die tijd is hij stil decor; daarna wordt hij irritant toneelmeester.
Internationaal aanzien
Nederland, ooit trots op zijn status als Haagse hoofdstad van het internationaal recht, loopt nu het risico te figureren in dezelfde voetnoten als Hongarije. De EU heeft instrumenten klaarstaan: inbreukprocedures, fondsen opschorten, naming and shaming. Het is niet ondenkbaar dat Nederland binnenkort door Europese collega’s wordt aangesproken op precies datgene waarop het zelf jarenlang preekte: naleving van verdragen en respect voor internationale instituties.
De ironie van de geschiedenis zou dan compleet zijn: het land van Hugo de Groot en de vredespaleizen als nieuwe casus voor Europese sancties.
Filosofisch intermezzo
De Duitse rechtsfilosoof Gustav Radbruch stelde ooit dat wet en recht uiteen kunnen vallen: wetten die fundamenteel onrechtvaardig zijn, verliezen hun aanspraak op legitimiteit. Maar wat als de politiek zélf weigert te bevestigen dat zij onder recht staat? Dan is het niet de wet die ontspoort, maar de houding tegenover de wet. Dat is subtieler, sluipender en gevaarlijker. Het is, in ironische zin, de kunst van het afschaffen van het vanzelfsprekende. Niet door een revolutie, niet door een staatsgreep, maar door een reeks kleine weigeringen.
Een stilte die klinkt
De verworpen motie-Ouwehand is een lakmoesproef. Zij laat zien hoe broos de vanzelfsprekendheid van de rechtsstaat is. Niet door schreeuwerige afschaffing, maar door stille weigering. Ironisch genoeg is het misschien de meest betekenisvolle afwijzing van een overbodige motie in de recente parlementaire geschiedenis.
De keuze ligt nu voor ons: bevestigen we het fundament telkens opnieuw, of laten we de stilte werken tot Nederland op een dag niet langer de nuchtere waterstaat is, maar is verwaterd in het Hongarije aan de Noordzee.
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.