Opvallend is ook dat het argument van de artistieke vrijheid vooral wordt gebruikt om het casten van witte acteurs voor niet-witte rollen te legitimeren en niet andersom
Whitewashing , de praktijk waarbij witte acteurs personages spelen die oorspronkelijk niet-wit zijn of toegevoegde witte helden en perspectieven een centrale rol spelen in niet-witte verhalen, is in Hollywood nog steeds een probleem. Gevallen van whitewashing, waaronder recentelijk Scarlett Johansson in Ghost in the Shell en Emma Stone in Aloha , kregen veel kritiek – ook vanuit Hollywood zelf. Maar er werd nooit iets aan gedaan. Dat de Britse acteur Ed Skrein vorige week besloot om de rol van Captain Ben Daimio in de film Hellboy ‘terug te geven’ omdat het personage oorspronkelijk van Japanse afkomst is, kwam dan ook als een verrassing.
Natuurlijk, Ed Skrein nam zijn besluit pas nadat er ophef ontstond over zijn rol, maar dat doet niet af aan het belang daarvan. Skrein erkent de ernst van het probleem en is als eerste acteur bereid om zijn plek op te geven voor een collega van Aziatische afkomst. Dat hadden acteurs als Scarlett Johansson ook moeten doen. Het is daarom begrijpelijk dat mediaberichtgeving over deze kwestie zich concentreert op het onbaatzuchtige en unieke karakter van Skreins besluit en dat hij op sociale media als held wordt binnengehaald – zeker ook door Aziatische Amerikanen.
Enigszins problematisch is dat Skrein nu als icoon en morele leider van het protest tegen whitewashing wordt gezien. Wat vergeten wordt is dat Aziatische Amerikanen (maar ook bijvoorbeeld zwarte Amerikanen), waaronder ook bekende acteurs en filmmakers, al jaren strijd voeren tegen whitewashing. De helden van dit protest zoals John Cho, Aziz Ansari, Justin Lin en Constance Wu mogen niet onvermeld blijven. Dit is ook hún succes.
Maar Skreins actie had ook niet nodig moeten zijn; deze rol had hij sowieso nooit moeten krijgen. Daarbij, het is goed dat Skrein zich terugtrekt, maar het kan niet zo zijn dat de verantwoordelijkheid voor positieve verandering bij de ‘fout’ gecaste acteurs komt te liggen. Eerst en vooral zijn het de filmmakers, producenten en casting directors die verantwoordelijkheid dragen voor het castingbeleid en dus ook voor whitewashing en het tegengaan daarvan.
Filmmakers, producenten en casting directors die zich schuldig maken aan whitewashing erkennen het probleem doorgaans echter niet. In plaats daarvan verdedigen zij hun castingbeleid door te stellen dat films, en dan met name big budget films, bekende (witte) acteurs nodig hebben om succesvol te zijn. Dat is een ondeugdelijk en hypocriet argument. Allereerst worden onbekende witte acteurs wél regelmatig gecast voor hoofdrollen in grote films. Daarnaast zijn er vele films met bekende acteurs die in de VS geflopt zijn, waaronder ook films waarin sprake was van whitewashing zoals Ghost in the Shell , Exodus: Gods and Kings en Aloha. Andersom zijn er ook films met acteurs van Aziatische afkomst – onbekende zelfs – die uiterst succesvol zijn geweest zoals Harold & Kumar en Oscarwinnaars Slumdog Millionaire en Life of Pi. Een recent onderzoek van het Amerikaanse Creative Artists Agency laat ook zien dat films die cultureel diverser zijn de afgelopen jaren commercieel succesvoller waren dan andere films. Een cast bestaande uit enkel witte acteurs is dus geen garantie voor succes – integendeel.
Voor het ook veelgehoorde argument dat iedere acteur iedere rol zou moeten kunnen spelen ongeacht afkomst, valt tot op zekere hoogte best wat te zeggen. Het gaat tenslotte om fictieve personages van wie de persoonlijke eigenschappen met elke adaptatie en elke casting per definitie een andere invulling krijgen. Ook worden juist acteurs geacht fictieve personages met wie zij vaak weinig gemeen hebben tot leven te wekken en zo geloofwaardig mogelijk te verbeelden. Vanuit het oogpunt van artistieke vrijheid zou dus beargumenteerd kunnen worden dat het geen probleem was dat Ed Skrein gecast was voor de rol van Ben Daimio of Emma Stone voor de rol van Allison Ng.
Het argument van de artistieke vrijheid is echter pas geldig wanneer er daadwerkelijk sprake is van artistieke vrijheid en alle acteurs ongeacht afkomst of huidskleur gelijke kansen hebben. Dat is nu niet geval: niet-witte acteurs krijgen als gevolg van heersende vooroordelen over afkomst en etniciteit minder vaak en minder grote rollen aangeboden dan hun witte collega’s en worden nauwelijks gecast voor ‘afkomstneutrale rollen’. Als witte acteurs dan ook nog niet-witte personages spelen, wordt die ongelijkheid alleen maar vergroot. Het niet casten van niet-witte acteurs kan gezien worden als broodroof en arbeidsdiscriminatie, zoals ik elders betoogde. Opvallend is ook dat het argument van de artistieke vrijheid vooral wordt gebruikt om het casten van witte acteurs voor niet-witte rollen te legitimeren en niet andersom. Witte acteurs kunnen dus pas niet-witte personages spelen wanneer vooroordelen over etniciteit en afkomst geen rol meer spelen in het castingproces en bijvoorbeeld ook een zwarte of Aziatische James Bond of Spider-Man denkbaar is. Maar zolang er geen sprake is van gelijke kansen en een level playing field , moet whitewashing worden bestreden. De actie van Ed Skrein is daarin een belangrijke stap voorwaarts.