Hamburger, worst, steak: de kans is groot dat producenten deze namen binnenkort niet meer mogen gebruiken voor vleesopvolgers. Maar wie is er eigenlijk geholpen met zo’n verbod?
Op 8 september stemde de landbouwcommissie van het Europees Parlement in met een verbod op vleesnamen voor plantaardige alternatieven en kweekvlees. Het voorstel komt van de centrumrechtse Franse Europarlementariër Céline Imart. Binnen enkele maanden stemt het voltallige parlement erover.
Afgelopen juli heeft de Europese Commissie een soortgelijk voorstel ingediend om 29 woorden te verbieden die ‘uitsluitend gereserveerd zouden moeten zijn voor vleesproducten’. Het gaat daarbij om soortnamen zoals kip en rund, en beschrijvende termen als spek en spareribs.
Het is niet de eerste keer dat politici dit proberen. In 2020 sneuvelde een vergelijkbaar initiatief al in het Europees Parlement. Nadat verschillende lidstaten probeerden vleesnamen te verbieden, oordeelde het Europees Hof van Justitie vorig jaar nog dat er geen enkel probleem is met de benamingen van plantaardige alternatieven.
De reden voor het verbod: consumenten zouden in verwarring raken. Je gaat naar de supermarkt voor een kipfilet en je komt per ongeluk thuis met een pakje plantaardige kipstukjes, is het idee. In de praktijk blijkt dat onzin. Onderzoek laat zien dat consumenten prima weten wat ze kopen: vrijwel iedereen snapt dat een plantaardige hamburger niet uit dierlijk spierweefsel en vet bestaat.
Voor welk probleem is dit een oplossing?
Maar wie is er dan precies geholpen met een verbod op vleesnamen? Niet de consument, zoals we hebben gezien. Integendeel. Wie gewend is om plantaardige kipstukjes in zijn caesarsalade te doen, moet straks in de winkel op zoek gaan naar producten met namen als ‘plantaardige eiwitstukjes’ of ‘tok tok-brokken’. De nieuwe regels maken het alleen maar verwarrender.
Ook ondernemers in de plantaardige sector zijn de dupe. Producenten van vleesopvolgers en boeren die grondstoffen zoals soja of erwten leveren, worden gedwongen om miljoenen te steken in het bedenken van nieuwe namen en het ontwerpen van nieuwe verpakkingen. En dan is het nog maar te hopen dat de consument de weg terugvindt.
Wie zeker niet geholpen zijn met dit verbod zijn de inwoners van Europa. Terwijl klimaatverandering, milieuvervuiling en de druk op de zorg verder toenemen, verspilt de politiek kostbare tijd aan het verbieden van woorden die een transitie juist makkelijker zouden maken. Om een idee te geven: de productie van één rundvleesburger van 100 gram veroorzaakt evenveel uitstoot als een autorit van Rotterdam naar Den Haag. Ook het waterverbruik is gigantisch. Het RIVM schat dit op 25 liter per hamburger (alleen irrigatiewater), maar volgens andere onderzoeken ligt het totale waterverbruik – als ook regenwater en vervuilingswater worden meegerekend – eerder rond de 2000 liter. Een vegetarische burger heeft een veel kleinere milieu-impact – vaak in de orde van tien keer minder.
Wat betreft de impact op de zorg: instanties zoals de Gezondheidsraad adviseren om minder dierlijk en meer plantaardig te eten, om het risico op onder andere hart- en vaatziekten, diabetes en kanker terug te dringen. Vleesopvolgers kunnen juist helpen in die overgang naar een meer plantaardig dieet, zeker nu die alternatieven steeds gezonder worden.
Wie is de baas in Europa?
Eén partij profiteert wél van het vleesnamenverbod: de vleesindustrie, wereldwijd goed voor zo’n 1,4 biljoen dollar omzet per jaar. Haar concurrentiepositie wordt met dit verbod stevig beschermd. Dit cadeautje komt nog bovenop de tientallen miljarden aan subsidies die de vleesindustrie jaarlijks van de Europese Unie ontvangt. Afgelopen jaar steeg het Europese potje voor vlees- en zuivelreclames (ja, dat bestaat) naar maar liefst 52 miljoen euro. Dat de lobby van deze sector diep verstrengeld is met de Europese politiek, bleek ook maar weer eens uit het torpederen van delen van de Green Deal – een pakket maatregelen die Europa en de wereld groener en duurzamer had moeten maken.
En zo rijst de vraag: wie is hier eigenlijk de baas? Zijn dat de burgers, die volgens sommige politici te dom zouden zijn om het verschil te zien tussen een pak varkensrookworst en een pak waar in koeienletters ‘plantaardige rookworst’ op staat? Of zijn dat de vleesbedrijven, die koste wat kost hun winst veiligstellen – ook als dat via oneerlijke concurrentie moet? Het antwoord laat zich raden.
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.