Logo Joop
De opiniesite van BNNVARA met actueel nieuws en uitgesproken meningen

Wie mag er eigenlijk nog Nederlander zijn?

  •  
25-05-2025
  •  
leestijd 6 minuten
  •  
2275 keer bekeken
  •  
ANP-515667054

Dit land gaat gebukt onder selectieve tolerantie.

Nederland. Was dat niet het land dat zichzelf zo op de borst klopte met zijn openheid en tolerantie? Een plek waar verschillende culturen konden samenkomen, dat trots is op zijn handelsgeest en internationale blik. Twee termen die overigens nogal dubieuze hoofdstukken zijn in een gitzwart geschiedenisboek. Maar van die zelfverzekerde houding is niet veel over. De PVV staat al jaren hoog in de peilingen, de VVD heeft zich permanent genesteld aan de rechterbuitenzijde van het immigratiedebat, en ook andere, van oudsher centristische partijen bewegen die richting op. Het politieke gesprek verhardt, en daarmee wordt de vraag urgenter: wie hoort er eigenlijk nog bij?

Hoewel Nederland over de grenzen vaak wordt gezien als vooruitstrevend en inclusief, kent het ook een lange, lange geschiedenis van uitsluiting. In de Gouden Eeuw dreef de welvaart voor een zeer lucratief deel op slavernij en koloniale overheersing. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd een groot deel van de joodse bevolking gedeporteerd en vermoord, het hoogste percentage in West-Europa.

Na de oorlog kwamen er gastarbeiders uit onder andere Turkije en Marokko, aanvankelijk welkom zolang ze hard werkten en vooral ook weer vertrokken. Maar toen sommigen besloten te blijven, sloeg de sfeer om. Surinamers kwamen na de onafhankelijkheid in 1975 en hadden officieel een Nederlands paspoort, maar werden desondanks vaak als buitenstaanders behandeld. Het o zo tolerante en vooruitstrevende Amsterdam sloot hele wijken af voor Surinamers en verbood verhuurders om hen te huisvesten. Na de Surinamers volgden onder anderen de Molukkers, Vietnamese vluchtelingen, en mensen uit voormalig Joegoslavië. Steeds opnieuw klonk de vraag: horen zij er wel echt bij?

Sinds de aanslagen op de Twin Towers in New York en daarna de moorden op Pim Fortuyn en later Theo van Gogh is het debat in Nederland extreem verhard. Woorden als “tolerantie” en “multiculturele samenleving” zijn grotendeels uit de politieke mode geraakt. In de plaats daarvan wordt vooral nog gerept van “Nederlandse normen en waarden” en “aanpassen”, “integratie” waar “assimilatie” wordt bedoeld.

De invoering van inburgeringsexamens en strengere eisen voor naturalisatie maken duidelijk dat burgerschap niet langer alleen een kwestie is van de juiste papieren hebben, maar ook van het “juiste” gedrag, overtuiging en zelfs afkomst. Of, zoals elke biculturele inwoner van dit land de afgelopen kwart eeuw heeft geleerd: zelfs een Nederlands paspoort maakt je niet automatisch tot een volwaardige Nederlander.

In het huidige debat gaat het steeds minder over bijdragen aan de samenleving en steeds meer over waar iemand vandaan komt, of welke religie hij of zij aanhangt. Geert Wilders pleitte openlijk voor “minder Marokkanen,” Forum voor Democratie beklaagt de “homeopathische verdunning” van de Nederlandse bevolking. Deze uitspraken raken aan iemands plek in de samenleving.

Wie heeft dat systeem opgetuigd? Niet alleen Wilders of Baudet. Niet alleen extreemrechtse hitsers als Wierd Duk en De Telegraaf. Ook en misschien vooral het midden draagt schuld. De VVD onder Rutte heeft de grenzen van het toelaatbare jaar na jaar opgerekt, de PVV achternahollend in een permanente angst voor verlies aan electoraal terrein. Dilan Yesilgöz heeft niet van de een op de andere dag de deur wagenwijd geopend voor Geert Wilders. In de Rutte-jaren regeerde de PvdA mee, net als D66. GroenLinks en de ChristenUnie gaven hun zegen aan beleid dat mensen reduceerde tot risico’s, statistieken en vreemdelingen in hun eigen land.

In het publieke bestel zijn omroepen als WNL en Ongehoord Nederland toegelaten onder het mom van pluriformiteit, terwijl ze stelselmatig bijdragen aan de normalisering van radicaal-rechtse denkbeelden. Racisme is allang geen taboe meer, het wordt behandeld als volslagen legitiem discussiepunt. Als mogelijk meningsverschil. “Redelijke” mensen beschouwen ontmenselijking als legitieme visie.

Mensen die hier geboren en getogen zijn, die de taal vloeiend spreken, die net zo uitblinken of volkomen middelmatig zijn als hun witte buren, worden buitengesloten puur op basis van hun naam, huidskleur of geloof. Terwijl iemand uit bijvoorbeeld Amerika, die nauwelijks Nederlands spreekt, zonder problemen welkom wordt geheten. Gastarbeiders aan de ene kant, expats aan de andere. Dat voelt wrang.

Dit land gaat gebukt onder selectieve tolerantie. Expats, de immigranten uit rijke westerse en overwegend witte landen worden omarmd, ongeacht hun aanpassingsvermogen. Zolang ze investeren, zijn ze welkom. De taal leren is niet nodig, hutspot eten ook niet. Maar vluchtelingen uit bijvoorbeeld Syrië of Eritrea worden direct gezien als probleem of bedreiging.

Het werkelijke gesprek draait dan ook helemaal niet om gedeelde waarden of integratie, maar over afkomst, cultuur en sociale klasse. De boodschap is: wie wit is, rijk en westerling, die past wel in Nederland. Maar anderen moeten zich keer op keer bewijzen zonder het ooit echt goed te kunnen doen.

Dit heeft tastbare gevolgen in het dagelijks leven. Uit onderzoeken blijkt dat mensen met een niet-Nederlandse naam minder snel worden uitgenodigd voor sollicitaties. Kinderen met een migratieachtergrond krijgen vaker lagere schooladviezen. En op de woningmarkt mogen verhuurders en makelaars naar hartenlust discrimineren. Het toeslagenschandaal was geen incident maar een symptoom.

Deze vormen van uitsluiting zorgen voor achterstanden die vervolgens worden aangegrepen als bewijs dat de integratie faalt. Zo wordt een cirkel van vooroordelen en ongelijkheid in stand gehouden.

We moeten ons serieus afvragen wat het betekent om Nederlander te zijn. Is het genoeg om een paspoort te hebben? Of gaat het ook om erkenning, om écht gezien worden als volwaardig lid van de samenleving?

Veel mensen in Nederland hebben dan wel formeel het staatsburgerschap, maar merken toch dagelijks dat ze niet als “echte” Nederlanders worden behandeld. Vragen als “waar kom je écht vandaan?” kunnen onschuldig lijken, maar laten vooral zien dat hun plek in de samenleving voortdurend ter discussie staat.

Nederland kan een andere weg kiezen. Een waarin het niet draait om afkomst, maar om een gedeelde toekomst. Waar diversiteit niet als probleem wordt gezien, maar als kracht. Waar iemand tegelijkertijd moslim én Nederlander kan zijn. Turk én Tilburger. Wereldburger én buurtbewoner.

Een inclusief en voortvarend Nederland vraagt om niet alleen te kijken naar verschillen, maar vooral naar wat we delen. Bijvoorbeeld het verlangen naar veiligheid, waardigheid, en gelijke kansen.

In deze tijd van extreme verdeeldheid vraagt het moed om dat gesprek te kantelen. Om op te staan tegen verdachtmakingen en haatzaaierij vanaf de extreemrechtse flank. Om te kiezen voor beleid dat mensen juist bij elkaar brengt in plaats van uit elkaar drijft.

Die moed is allesbehalve vanzelfsprekend. Het is veel makkelijker en daarbij electoraal gunstiger om op angst in te spelen dan op vertrouwen. Dat we daarbij iets fundamenteels kwijtraken, namelijk het vermogen om samen een toekomst op te bouwen, doet er voor veel mensen in dit land eigenlijk niet meer toe.

De vraag wie er eigenlijk een Nederlander mag zijn raakt aan het nationale zelfbeeld. Willen we een land zijn dat muren bouwt of bruggen? Kijken we naar wat mensen menselijk maakt, naar wat we samen kunnen opbouwen? Of toch vooral naar wie er “anders” uitziet, anders klinkt, een “gekke” naam heeft, een andere religie uitoefent en waar er vreemde luchtjes uit de koken komen? Dit zijn overigens kruiden en specerijen, google het eens, Nederland heeft er ooit hele werelddelen voor geplunderd. Je zou kunnen zeggen dat het bij uitstek Nederlandse geschiedenis is.

De definitieve keuze wie wel of geen Nederlander mag zijn, kan niet eindeloos uitgesteld worden. Als uitsluiting de norm wordt, of laten we zeggen blíj́ft, raken we als samenleving uiteindelijk allemaal iets kwijt. Namelijk onze menselijkheid, compassie en de hoop op een vreedzame toekomst. De extreemrechtse flank is goed voor zo’n 20 procent van het electoraat maar beweert namens “het Nederlandse volk” te spreken. Als de resterende 80 procent geen vuist maakt en niet stopt met zijn laffe houding ten opzichte van de hardste schreeuwers, dan krijgen de extremisten nog gelijk ook. Aan jou de keuze.

Delen:

Altijd op de hoogte blijven van het laatste nieuws?

Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.

BNNVARA LogoWij zijn voor