Tijdens de Nationale Dodenherdenking op de Dam hebben zeker dertig mensen Kamervoorzitter Martin Bosma en premier Dick Schoof de rug toegekeerd. Dat schrijft journalist Frederike Geerdink, die deelnam aan het antifascistische protest, op Facebook. De actie was gericht tegen “extreemrechts die medeplichtig is aan de genocide in Gaza”.
Al sinds zijn aantreden als Kamervoorzitter is er kritiek op de betrokkenheid van Martin Bosma bij de Nationale Dodenherdenking, vanwege zijn extreemrechtse overtuigingen en pogingen tot geschiedvervalsing.
Vijftien jaar geleden kondigde Bosma aan dat hij wilde aantonen dat Adolf Hitler een socialist was. Socialisten en sociaaldemocraten behoorden tot de eerste slachtoffers van de nazi’s na de machtsovername door Hitler.
Dankzij Bosma belandde het zinnetje “Op 4 mei gedenken wij de slachtoffers van het (nationaal) socialisme” in het partijprogramma van de PVV. Daarmee wordt het rechtsextremisme van de nazi’s verdoezeld. Als Kamervoorzitter heeft Bosma het gebruik van de term ‘extreemrechts’ taboe verklaard.
Bosma verspreidde ook de antisemitische leugen dat George Soros “tijdens de oorlog de nazi’s enthousiast” zou hebben geholpen. Soros is joods, en was 9 jaar oud toen de Tweede Wereldoorlog begon.
In 2013 droeg Bosma in de Kamer een Prinsenvlag-speldje. De vlag werd in de jaren dertig en tijdens de oorlog door de NSB gebruikt. Bosma was daarvan op de hoogte, omdat er twee jaar eerder al een rel was geweest over PVV’ers die met een Prinsenvlag poseerden.
Frederike Geerdink noemt het een “gotspe” dat Bosma een krans mocht leggen en dat Dick Schoof een toespraak hield.
De premier zei dat het lastig was om tijdens de oorlog de ander te blijven zien. Zelf heeft hij daar tachtig jaar na de oorlog ook nog moeite mee.
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.