Puur vanwege mijn achternaam ben ik nagenoeg verplicht een mening te hebben over wat zich meer dan 100 jaar geleden heeft afgespeeld, 3000 kilometer verderop
Met uw goedvinden begin ik dit stuk met een disclaimer. Het blijkt namelijk dat het hebben van een mening wordt gekoppeld aan het passen in een hokje. Vanouds weiger ik in bepaalde hokjes te passen, vandaar mijn disclaimer.
Ik ben gewoon de trotse dochter van mijn eigen papa, niet van president Erdogan. Ik voel dus niet de behoefte om voor of namens Erdogan te spreken. De drang om iedereen die een andere mening heeft weg te zetten als Erdo-aanhanger zie ik als een wanhopige poging om te verbloemen dat er een serieus gebrek aan inhoudelijke argumenten is. Dan maar monddood maken door iets te gillen waar je veel mensen mee aan je zijde hebt. ERDO-FAN! WEGRENNEN!
Verschillende problemen die we in Nederland constateren en die een Turks tintje hebben, speelden al ver vóórdat Erdogan ook maar de ‘m’ van Macht of ‘p’ van President kon uitspreken. Ik ben in voor een inhoudelijk debat, maar dan op de inhoud aub.
Ik lach om mensen die mij extreemrechts noemen. Meester Google had in minder dan twee seconde kunnen vertellen dat ik links ben.
Props voor Joop die het aandurft om ook gewoon het geluid van mensen te laten horen die anders denken over onderwerpen.
Afijn, komen we bij de reden dat ik überhaupt dit stuk schrijf. De Armeense kwestie.
Tot nu toe ben ik meerdere keren geïnterviewd. Over allerlei onderwerpen. En elke keer sloop die ene vraag weer heel stiekem in bijna elk interview. ‘Wat vind je van de Armeense genocide?’ Ook als het interview gewoon over onderwijs ging. Of over jongeren. Over Nederland. God, over een lantaarnpaal, wat maakt het uit, ze moesten tussendoor even horen wat ik van die Armeense kwestie vind want dat is waar het uiteindelijk altijd om gaat. En het gebeurde niet eens alleen tijdens interviews. Vroeger, op school, werk, you name it. Dat is mijn identiteit in Nederland. Met koeienletters staat op mijn voorhoofd ‘Armeense kwestie’ gekalkt.
Op een dag sprak ik een bevriende journalist over allerlei zaken en kwamen we te spreken over dit onderwerp. Ik vroeg hem hoe het kwam dat ik elke keer op dit onderwerp werd bevraagd. Hij noemde het een lakmoesproef. Om te checken of ik ‘deug’. Ik herinner het me als de dag van gisteren. Hij had gelijk. Zo werd die vraag ook elke keer gesteld aan me. Het deed er niet toe dat ik me dag in, dag uit voor de Nederlandse maatschappij aan het inzetten was. Het deed er niet toe dat ik mijn toekomst in Nederland zie. Van Turkse-Nederlanders wordt geëist dat ze zich op Nederland richten, behalve op dit punt.
Puur vanwege mijn achternaam ben ik nagenoeg verplicht een mening te hebben over wat zich meer dan 100 jaar geleden heeft afgespeeld, 3000 kilometer verderop. Het heeft honderdduizenden mensen pijn gedaan en het is nog steeds een pijnlijk onderwerp, maar politici ruiken punten. Kan het hen wat schelen dat je mensen kwetst door het elk jaar opnieuw tevoorschijn te toveren? Ze lijken ieder jaar opnieuw op de wraakzuchtige ex-partner die erin slaagt om tijdens elke ruzie weer net die ene gebeurtenis op te rakelen waar je beter niet over kan praten omdat je het toch nooit eens zal worden.
En wat gebeurt er eigenlijk echt? Met de mensen die het echt raakt? De Turkse-Nederlander mag ieder jaar opnieuw vertellen wat hij van die kwestie vindt, ongeacht zijn inhoudelijke kennis. Hij is de vraag inmiddels zo beu en het erkennen op commando zo zat dat hij alleen nog spreekt van hoogstens een ‘kwestie’. Niemand dwingt me een standpunt in te nemen, hell no. De Armeense-Nederlander hoopt op erkenning van leed. Ieder jaar opnieuw. Terwijl het echte werk verricht moet worden door historici. In Turkije en Armenië. En die twee landen nader tot elkaar moeten komen.
Dus vraag ik me af. Wat bereiken die Nederlandse politici aan het einde van de dag, anders dan dat zij ook een plasje hebben gedaan over iets waar zij geen invloed op hebben, maar daar andere mensen wel ieder jaar mee pijnigen?