De trein fluit. Mijn buggy zit klem tussen perron en treindeur, mijn baby bungelt aan mijn arm, de hond verstrikt in de tas. Niemand helpt. Tot een oudere vrouw op gevoel beweegt, niet op verwijzing. Ze staart me aarzelend aan, is ze krachtig genoeg? Ik weiger haar hulp uit beleefdheid en wend me tot een jongen die in zijn stilte koepel zit, ik tik hem op zijn koptelefoon en lach vriendelijk. Hij ziet me eindelijk. Niet als traject, maar als mens.
De trein is ingericht als kapitaalshuttle. Zelfs in de tweede klas zijn zitplekken gereserveerd voor fietsen en koffers, maar niet voor gezinnen. Ik probeer mijn dochter bezig te houden, maar haar blik zoekt openheid, klaar om de wereld om zich heen te ontdekken. Ze roept, zwaait, kijkt hunkert naar contact. En ik wil bijna schreeuwen: kan iemand uit zijn vacuüm stappen en weer mens worden? Rouw moet in je eigen tijd. Hechting is je eigen verantwoordelijkheid. Eenzaamheid? Ik faal niet, ik voel diepe wonden van intergenerationele afzondering: en de industrie die daarop parasiteert.
We leven in een gebroken spiegelwereld gefilterd door het scherm, naar binnen gezogen, uit verbinding. Ik zie ouders bezwijken (waaronder mijzelf) onder alle rollen die ze moeten vervullen. Lineaire opvoeding gericht op controle, prestatie en planning laat nauwelijks ruimte voor zintuiglijke of relationele afstemming. En ja, we kunnen de vinger wijzen, als de ratrace van fortuin. Maar de overheid is niet je vader, politiek is niet de pijnpoli en een kind groeit niet via tabellen, statuten of rapporten. Wij zijn natuur, en natuur heeft een eigen ritme, een eigen wil, een wederzijdse belangstelling om onvoorwaardelijk instinctief te ontdekken tussen de regels en werktijden door. Het zenuwstelsel schreeuwt om aanraking en non-verbale verbinding. Een kind kalmeert door de ogen van zijn omgeving.
Ironie die snijdt: als je het mij vraagt. We relativeren stuk, maar hakken sociale wortels af, terwijl daar het grootste vraagstuk zit. Bureaucratie en systeemdenken renderen onze fysieke interne behoefte tot een globaal maatpak. De overheid pompt miljarden in cognitieve gedragstherapie. Wachttijden in de GGZ rijzen de pan uit.
Professionals zoals huisartsen, chirurgen, psychiaters branden op aan administratie, productie-eisen en ketenzorgpaden. Humaniteit sneuvelt onder formats en vinkjes. Zorg mag niet wederkerig zijn, wel efficiënt en declareerbaar. We zijn een klein land dat groot probeert te opereren, en zo wordt zorg generiek.
Tegelijkertijd bloeit buiten het systeem een informeel zorglandschap: vrouwencirkels, ademwerk, rouwrituelen, familieopstellingen, relatietherapie. Niet evidence-based, maar existence-based welke onjuist worden bestempeld als alternatief. En juist dáárom verdacht.
Wat niet past in het dossier, wordt onzichtbaar en voedt de epidemie van eenzaamheid.
Omdat het geen ‘behandelvorm’ is voor een officiële stoornis. En het is schrijnend dat wat wél nabij is, wat wél menselijk is, wat wél zorgzaam is, wordt gezien als “alternatief”.
Het Griekse woord holos, wat "heel" betekent, kijkt niet naar de geest, het lichaam en de ziel als losse onderdelen op zichzelf, maar naar het geheel en de samenhang daartussen.
Bessel van der Kolk schreef: het zenuwstelsel kalmeert niet door praatjes, maar door aanwezigheid, ritueel, aanraking. Waarom wordt zijn visie buitengesloten? Niet omdat ze onjuist is, maar omdat ze botst met een systeem dat alleen meetbare, declareerbare, digitale zorg accepteert.
Holisme is een diepgaande, systeemgevoelige benadering, met oog voor preventie, zelfherstel en betekenisgeving. Het integreert disciplines als psychologie, lichaamswerk, ecologie en sociale context. Laat wie premie betaalt ook kunnen kiezen voor ademwerk, ritueel, aanraking.
Het huidige zorgsysteem leert burgers dat zorg een recht is dat men koopt via premies en belastingen. Zorg wordt zo een claim op het systeem, niet een gedeelde verantwoordelijkheid. Deze schuld kan zich later uiten in gevoelens van leegte, vervreemding of existentieel gemis, vooral rond het pensioen of bij afhankelijkheid van zorg. En daar is weer de ironie, ofwel: het rondje van de economische coping. De GGZ wachtlijst neemt toe, de samenlevingskunst brokkelt af. Wie in zijn leven nooit zelf heeft gezorgd, draagt een onzichtbare restschuld: de gemiste ervaring van wederkerigheid. Te vinden in werk en privé.
Daarom zou een samenleving moeten erkennen dat zorg niet enkel consumptief is, maar ook contributief: wie zorg ontvangt, moet in de loop van het leven ook zorg hebben gegeven. Dit voorkomt niet alleen maatschappelijke scheefgroei, maar ook een innerlijke crisis van menselijkheid.
Pacifisme als sociale praktijk: laat de burger de draad zijn die generaties verbindt en niet de instellingen. Van school tot pensioen vullen we een ‘zorgbank’ met uren nabijheid, waarin jongeren leren van ouderen en voor hen zorgen. Door kinderen meer in publieke zorgruimtes op te laten groeien en werk en privé minder te scheiden, vervagen de versnipperde rollen van familie en samenleving. Zo wordt geven en ontvangen een levenslange oefening in menselijkheid, aandacht en wederkerigheid, en verdwijnt afstand en geweld langzaam uit onze dagelijkse praktijk.
Zorg klopt niet op de maat van beleid, maar op het ritme van het menselijk bestaan. Tijd om het basispakket af te stemmen op de behoefte van degene die het betaalt? Ja, democratie op cel en zielsniveau.
Meld je hieronder gratis aan voor Joop NL. Iedere donderdag een selectie opvallende nieuwsverhalen, opinies en cartoons in je mailbox.