Ongeveer zestig procent van de ziekenhuizen is de afgelopen tien jaar van naam veranderd. Oorzaken zijn meestal fusies, faillissementen en creatieve directies. De naamsveranderingen kosten miljoenen en leiden vaak tot verwarring onder patiënten, blijkt uit onderzoek van het Hendrik Beerda Brand Consultancy.
Eén van de conclusies uit het onderzoek luidt dat bij fusies en overnames in de zorg vrijwel altijd wordt gekozen voor een nieuwe naam. De naamsveranderingen zijn volgens merkadviseur Hendrik Beerda niet in het belang van de patiënt, die verward raakt en het gevoel krijgt verloren te raken in een te grote organisatie.
Imago
De ziekenhuizen kiezen vaak voor nieuwe namen om af te rekenen met het imago van de oude naam. Het tegendeel blijkt in veel gevallen waar te zijn. Volgens Beerda wordt er geen veilig gevoel gecreëerd door de enorme omvang van de organisatie te onderstrepen met een nieuwe naam.
Sterke merknaam
Wat beter werkt, is om bestaande merknamen te gebruiken. Beerda noemt als voorbeeld TivoliVredenburg, die in de cultuursector succes had door het combineren van de merknamen Tivoli en Vredenburg. Ook werkt het beter om bij een fusie de sterkste merknaam te behouden, zoals het Amsterdamse OLVG deed na een fusie met het Sind Lucas Andreas Ziekenhuis, dat een veel zwakkere reputatie had. Met deze beslissing werd veel geld bespaard.
Er zijn ook voorbeelden van geslaagde naamsveranderingen. Zo is het UMC in Amsterdam na een jaar al bekender dan voorgangers AMC en VUmc. De binding met de bevolking zou echter nog moeten worden gewekt, aldus de onderzoeker.