© Lilian Van Rooij
Het hoofd schilder- en beeldhouwkunst van het Rijksmuseum heeft thuis geen enkel schilderij aan de muur. ‘We werken nog aan ons “hangplan”.’
Waar kom je vandaan?
Ik ben opgegroeid in het land van Maas en Waal. Er was een duidelijk verschil tussen de Maaskant en de Waalkant. De Maas is een rustige rivier, terwijl de Waal bekendstaat als de gevaarlijkste van Nederland, met veel energie en onderstromen. Wij denken als Maas-en-Walers dat je dat kunt zien aan de mensen die er leven. Ik kom van de Waalkant.
Uit wat voor gezin kwam je?
Nou, van VARAgids-lezers. Ik ben opgegroeid in een omgeving waar kunst niet vanzelfsprekend was. Mijn opa van vaderskant was metselaar en die van moederskant stoker en handvormsteenbakker. Dus bouwers en makers: de een produceerde stenen, waarmee de ander iets kon neerzetten. Hoe ouder ik word, hoe meer ik denk dat dat goed past bij wie ik vandaag de dag ben. Ik werk nu al forse tijd voor het Rijksmuseum, maar het duurde even voordat ik me realiseerde dat ik anders naar de rol en betekenis van kunst kijk dan collega’s die kunst met de paplepel ingegoten hebben gekregen.
Hoe ben je dan toch met kunst in aanraking gekomen?
Als tienjarig jongetje maakte ik een werkstuk en een spreekbeurt over Rembrandt. Heel grappig, laatst heb ik het schriftje met mijn opdracht teruggevonden in de boedel van mijn ouders. Ik kreeg les van juffrouw Mimi Heijmink. Ze zag mijn werkstuk en begreep dat ik een interesse had die voor mijn leeftijd in onze streek niet vanzelfsprekend was. Zij stimuleerde mij. Het bijzondere is dat ik ook tekeningen bij mijn werkstuk maakte, onder andere een portret van Rembrandt. Ik kon het niet laten om die tekening als een soort zelfbevlekking door Google Lens te laten beoordelen. Google zag er meteen Rembrandt in.
Je kon dus goed tekenen. Had je geen kunstenaar willen worden?
Natuurlijk wilde ik dat. Ik ben eigenlijk een gesjeesde kunstenaar. Ik werd als zeventienjarige door zowel de kunstacademie van Arnhem als die van Utrecht afgewezen. Ze zeiden dat ze me te bleu vonden en gaven mij het advies om eerst de wereld te ontdekken. Toen werd ik aan de Academie in Den Bosch aangenomen, maar inmiddels was ik niet meer zo zeker of ik kunstenaar wilde zijn. Ik wist van mezelf dat ik ook een soort onderwijzer ben. Daarom ben ik naar de lerarenopleiding gegaan en vervolgens ben ik kunstgeschiedenis in Nijmegen en Amsterdam gaan studeren.
Zou je een goede kunstenaar geweest zijn als je wel meteen was aangenomen?
Nee, het had met zelfoverschatting te maken, vrees ik. Het was een goede inschatting van de academies om mij eerst de wereld in te sturen. In plaats van kunstenaar te worden werd ik kunstprediker: ik vind het belangrijk om over kunst te praten en te schrijven en kunst toegankelijk te maken voor zoveel mogelijk mensen. Dat zit echt in mij. Voor veel mensen is kunst niet vanzelfsprekend, dat heb ik van huis uit gezien. Maar kunst is er wel voor iedereen, en dat verhaal wil ik vertellen. Met mijn ouders is het overigens meer dan goed gekomen, want ook zij werden uiteindelijk gegrepen door kunst. Op den duur zagen ze meer tentoonstellingen dan ik.
Hoe snel zie je of een schilderij goed is?
Ah, daar had ik het net, voordat jij binnenkwam, nog over met kunstschilder Nard Kwast, die ooit deelnam aan het eerste seizoen van Project Rembrandt. Je ziet dat namelijk in een split second. Het is dat eerste moment van verrukking. En dan moet je dat taal gaan geven. Dat is het lastigst.
Wanneer heb je dat ‘taal geven’ geleerd?
Gaandeweg, door heel veel te zien en ook door zelf veel te maken. Het gaat om begrijpen waarnaar je kijkt. Taligheid en visuele geletterdheid komen uit dezelfde familie. Kunst heeft met het vertellen van verhalen te maken. Bij schrijvers doet ieder woord ertoe, bij schilders iedere verfstreek.
Lees verder in VARAgids 41. Vanaf dinsdag 7 oktober 2025 op de mat, in de winkel en in de app. Nog geen abonnee?
Ontvang elke werkdag de beste kijktips met de Avondeditie-nieuwsbrief