In de week van Sonja Barends tachtigste verjaardag: veertien vragen die ze ooit stelde aan haar gasten, nu door haarzelf beantwoord.
Schrikkeldag, de zeldzaamste dag die bestaat, is Sonja Barends verjaardag. ‘Een dag die wel bij me past, omdat het curieus is,’ zo zegt ze er zelf over. Tachtig jaar wordt ze. Geen reden om uitgebreid bij stil te staan, die leeftijd is haar gewoon overkomen. Maar het leven dat ze in die tachtig jaar heeft geleid, is haar níet overkomen. Nou ja, op de eerste vijftien jaar na misschien. Sonja zit thuis voor de open haard, echtgenoot Abel Cahen, ruim veertig jaar haar geliefde, is op de fiets de stad in. Ze vertelt het verhaal van de Twensche Bank, toen ze het zogenoemde volwassen leven in werd geleid. Toen was ze vijftien jaar, ze had net de mulo afgerond. De hele dag bedragen optellen, onder toezicht van een chef die vanaf een volledig leeg bureau bekeek of iedereen wel doorwerkte. Moest dit het leven zijn? Het bleek niet het leven van Sonja Barend te worden, ze stopte uitein- delijk bij de bank voor iets héél anders. 65 jaar na dat sleutelmoment, nemen we het leven door aan de hand van vragen die ze zelf ooit stelde aan haar gasten.
Heb je een idee hoe de mensen jou zien? (aan Karel Appel, Sonja Barend met..., 2004) Mensen kennen me van de praat- programma’s. Ze hebben mij zó vaak gezien en ik heb me in al die programma’s niet anders voorgedaan dan ik in werkelijkheid ben. Ik heb me nooit ingehouden. Mensen zien me wel als veel flinker en meer een durfal dan ik in werkelijkheid ben. Ik durf in werkelijkheid veel minder. Op straat of bij Albert Heijn word ik vrijwel altijd aangesproken. Dan zeggen ze: ‘Was je er nog maar, dan ging het tenminste nog eens lekker tekeer.’ Zo wil ik wel herinnerd worden: als zij op tv was, dan gebéurde er wat. Als je een praatprogramma maakt, ben je het zelf, en je speelt een beetje een rol. De oma die ik nu ook ben – niet zo’n hele lieve oma, maar ik doe mijn best – kennen ze helemaal niet en die leren ze ook niet kennen. Ik wil geen vaag aftreksel van mezelf worden op tv. Ik heb ook liever dat mijn kleinkinderen denken: oma is ook niet voor de poes.
Wat doet u nou de hele dag? (aan Neelie Kroes, Sonja’s Goed Nieuws Show, 1978) Oh god, dat is echt de allerergste vraag die je me kunt stellen. Ik doe wat ik vroeger ook altijd deed, alleen maak ik geen programma’s meer. Ik kan me nu ook niet meer voorstellen dat ik tijd had om al die programma’s te maken. Ik leid een leven zonder programma’s te maken, en daar heb ik bewust voor gekozen. In de tijd dat ik programma’s maakte, las ik zes kranten diagonaal, heel snel. Nu lees ik er twee, dat vind ik eigenlijk al veel te veel, maar we zijn eraan verslaafd. In de ochtend lees ik de Volkskrant en ’s avonds NRC. Daar gaan úúren in zitten, ik kan het niet laten. Ik wil van alles op de hoogte zijn.
Ik denk het zelf ook: jezus, wat doe ik nou de hele dag? Maar ik ben de godganse dag bezig. Ik maak nu ook van allerlei dingen veel meer werk. Vroeger scheurde ik nog langs een winkel, op weg naar huis als er iemand kwam eten en dan stond het om half acht op tafel. Nu ben ik al zenuwachtig als er volgende week iemand komt eten, bij wijze van spreken.