© Vroege Vogels
Terwijl Trump de kaart van Amerika rood kleurt, gaan twee kerels in de voortuin van columnist Eva Hoeke te keer. Planten werden eruit gerukt, tegels gelicht, roestrode klinkertjes er in. Met een kop thee in de hand stond ze er vanachter het raam naar te kijken: "...en in mijn hoofd klonk een slogan: Drill baby drill."
Lees hieronder de gehele column:
Na de nacht waarin Donald Trump de Amerikaanse verkiezingen voor de tweede keer won, en niet zo’n beetje ook, volgde de ochtend, en die bracht eenzelfde roekeloosheid met zich mee. Terwijl binnen de televisie aanstond en een ontredderde Nederlandse media zich een houding probeerden te geven over de zee van rood op het scherm achter hen, gingen twee mannen in korte broek en stalen neuzen tekeer in mijn voortuin. Planten werden eruit gerukt, tegels gelicht, en op de achtergrond stond een graafmachine klaar, die de vrijgekomen zwarte aarde straks ongenadig zou verschuiven. Met een kop thee in mijn hand stond ik er vanachter het raam naar te kijken, en in mijn hoofd klonk een slogan: ‘Drill baby drill’.
In de zomer waren we van Wormer naar Amsterdam verhuisd. We hadden er een hoop mee gewonnen, kunst, cultuur, veelvormigheid, maar één ding waren we verloren, en dat was natuur. In Wormer waren we omringd geweest door grasland en grutto’s, verwend met eindeloze vergezichten met slootjes en molens en kerktorens en regenbogen die je van kop tot kont kon volgen, een prachtig decor, al dacht mijn vriend Marcel, die zelf opgroeide in het groene Gelderland, daar anders over. ‘Weiland ís geen natuur’, zei hij maar steeds, ‘het is gecultiveerd gebied, zonder bomen.’ En inderdaad, laatst hoorde ik de term grasfalt, ik wist meteen wat er werd bedoeld. Maar in Amsterdam zou er nog veel minder natuur zijn, want als weiland gecultiveerd gebied is, dan is een stadspark dat ook. Gelukkig hadden we een tuin. ‘We laten de boel gewoon lekker hun gang gaan,’ hadden we besloten zodra we aankwamen, want we houden van wild en weelderig. Maar toen moesten de vijf fietsen nog uit de verhuiswagen worden getild.
En dus stonden er nu twee knoesten van kerels in mijn voortuin, mannen zonder overbodig sentiment, geen geduld voor gedoe, en trokken ze de ene na de andere struik uit de grond. Ik keek toe hoe de bijl in de conifeer ging, hoe het restant van een hortensia op een grote hoop werd gegooid en al dat andere kleine leven dat door de vorige eigenaar, nota bene een 96-jarige vrouw, met liefdevolle toewijding was gezaaid en verzorgd, en voelde een naar gevoel naar boven kruipen. Meer dan ooit vroeg de natuur om respect en mededogen van de mens, en wat deed ik? Tuurlijk, die fietsen moesten ergens naar toe, ik kon ze moeilijk alle vijf in de gang zetten. En er kwamen mooie roestrode klinkertjes voor in de plaats, dorpse klinkertjes haast. Bovendien hadden we ook nog een achtertuin, die zou blijven zoals ‘ie was, wild en weelderig. Maar dat zagen de mensen niet. En terwijl ik de verslaggeefster achter me hoorde praten over ‘een nieuwe wereld’ en een ‘overwinning van het patriarchaat’, zag ik ineens hoe de buurt, een nogal progressief bolwerk, mij vanaf vandaag zou zien. Vanaf nu was ik die nieuwe buurvrouw met die onderhoudsvrije tuin, een yup met schijt aan biodiversiteit, iemand die niet snapt dat steen warmte vasthoudt, dat de boel op een dag finaal onder water komt te staan, dat het vijf voor twaalf is, láter zelfs, iemand die niet ziet dat een weiland geen weiland is, maar grasfalt. Een Trump.
‘Straks komen de buren me kielhalen,’ zei ik toen ik even later met twee koppen koffie naar buiten liep. Eén van de werkmannen nam een slok en haalde daarna zijn schouders op. ‘Dan wijs je ze gewoon op de borders,’ zei hij. ‘Die zijn nog hartstikke vol.’
En dan maar hopen dat ze weten welke borders ik bedoel.
Maandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.