Het VN-panel voor biodiversiteit roept op tot het veranderen van de huidige manier van consumeren en produceren om het verlies aan biodiversiteit tegen te gaan. Het Kabinet heeft als reactie hierop in een Kamerbrief het streefdoel geformuleerd om de ecologische voetafdruk van de Nederlandse consumptie te halveren in 2050, en heeft het PBL verzocht om op deze ambitie te reflecteren. De PBL-notitie Halveren van de Nederlandse voetafdruk concludeert dat daarvoor een integrale benadering nodig is vanuit de transities voor voedsel, energie en grondstoffen. Er is ook meer kennis en inzicht nodig over kansrijke opties en geschikt beleid om onze consumptiepatronen en voedselproductie te veranderen.
De ecologische voetafdruk staat voor de hoeveelheid ruimte die mondiaal gemiddeld nodig is om voedsel, energie en grondstoffen voor onze consumptie te produceren. Het concept is goed bruikbaar om de bewustwording te stimuleren over de directe en indirecte effecten van ons consumptiepatroon op het mondiale landgebruik. Maar voor het formuleren en evalueren van nationaal en internationaal beleid is de ecologische voetafdruk minder geschikt, onder andere omdat niet alle vormen van grondstofgebruik (zoals water, mineralen en metalen) worden meegenomen, en omdat de indicator geen compleet beeld geeft over de milieueffecten van consumptie. Ook is er geen relatie met biodiversiteit en andere opgaven in de leefomgeving.
Om integrale opties voor beleid te kunnen identificeren geeft het PBL er de voorkeur aan om naar een set van samenhangende voetafdrukindicatoren te kijken, waaronder de landvoetafdruk, broeikasgasvoetafdruk, watervoetafdruk, materialenvoetafdruk en de doorwerking daarvan op onder andere biodiversiteit.
Om de voetafdrukken te halveren is zowel nationaal als internationaal beleid nodig
Veel goederen en producten die we in Nederland consumeren worden door internationale handelsketens aangeleverd. De totale hoeveelheid land die voor onze consumptie nodig is, was in 2017 ongeveer net zo groot als drie maal het oppervlak van Nederland. Ook een groot deel van de broeikasgasvoetafdruk ligt in het buitenland. Ons consumptiepatroon heeft daardoor zowel effecten op de natuur en milieuomstandigheden in Nederland als elders in de wereld. Zo draagt de Nederlandse consumptie zowel bij aan de hoge stikstofbelasting in Nederland als aan ontbossing elders in de wereld voor het grootschalig produceren van veevoer. Om de verschillende voetafdrukken te halveren is dus zowel nationaal beleid voor de binnenlandse consumptie en binnenlandse productie, als internationaal beleid nodig.
Handelingsopties zijn te vinden in de hele keten van productie tot consumptie
Met een combinatie van opties aan zowel de productie- als consumptiekant van de voedselketen kunnen bijvoorbeeld de land- en broeikasgasafdruk van de voedselconsumptie met 25 tot 40% verlaagd worden. Het gaat hierbij om opties als het terugdringen van voedselverspilling, het vergroten van de productie-efficiëntie en het stimuleren van andere consumptiepatronen. Die opties kunnen ook positief uitpakken voor het herstel van de biodiversiteit. Over de effecten van de verschillende opties voor het circulair gebruik van grondstoffen op de voetafdrukken is nog minder bekend.
Inzet en betrokkenheid van de hele samenleving nodig
Nederland heeft een lange weg te gaan om de voetafdruk te halveren, en daarmee bij te dragen aan doelen voor de biodiversiteit en andere maatschappelijke opgaven. Het verlagen van de binnenlandse en buitenlandse Nederlandse voetafdruk vergt een samenhangend beleid voor de transities in het gebruik van energie, voedsel en grondstoffen. Het is nodig de hele samenleving te mobiliseren om in de noodzakelijke veranderingen te realiseren, zowel in de consumptiepatronen van burgers als in de productieprocessen die daarmee samenhangen. Het Nederlandse natuurbeleid zet al in op brede maatschappelijke betrokkenheid, met als doel natuur beter mee te nemen in de keuzes en beslissingen van bedrijven, financiers en consumenten.