9000 extra leraren nodig om werkdruk te verlichten
16-01-2016
•
leestijd 2 minuten
•
83 keer bekeken
•
Leraren in het voortgezet onderwijs werken gemiddeld zes uur per week meer dan contractueel is afgesproken. Dat doen ze onbetaald. Volgens berekeningen van de Algemene Onderwijsbond (AOb) zijn er negenduizend leraren nodig om de overuren van de huidige leraren weg te nemen.
Volgens de Algemene Onderwijsbond wordt er met de zes onbetaalde overuren per week een grens overschreden en moet er personeel bij komen. “Als je het helemaal zou omzetten naar extra personeel, want dat levert dan in ieder geval iets op in het verminderen van de werkdruk, dan zou je voor het voortgezet onderwijs uitkomen op negenduizend extra banen. Leraren die erbij moeten komen om die werkdruk van die huidige leraren naar beneden te kunnen stellen”, aldus Liesbeth Verheggen, voorzitter van de AOb.
De onderwijsbond krijgt dagelijks meldingen van overbelaste leraren die te veel uren moeten draaien. Om inzicht te krijgen hoe groot dit probleem daadwerkelijk is, begon de bond begin dit schooljaar een grootschalig onderzoek onder haar leden. ZEMBLA kreeg exclusief inzage in de tussenstand na een half jaar.
Voor het onderzoek houden deelnemende docenten één dag al hun werkzaamheden tot in detail bij. Het is het grootste onderzoek naar werkdruk in het onderwijs sinds de jaren ‘80.
Het is algemeen bekend dat de werkdruk in het onderwijs hoog is. Een op de vijf leraren krijgt in zijn carrière te maken met een burn-out, nergens is dat zo hoog als in het onderwijs. Het tekort aan docenten is groot, waardoor scholen lesuren en soms complete vakken moeten schrappen. Leraren zien het niveau van de leerlingen dalen. Zo gaan kinderen met een achterstand van twee jaar naar het voortgezet onderwijs. En universiteiten moeten bijspijkerlessen wiskunde geven, omdat het niveau van de eerstejaars studenten beneden de maat is.
ZEMBLA: ‘6- voor de leraar’, woensdag 27 januari om 21.15 uur bij de VARA op NPO 2.
Samenstelling: Dirk Mostert
Research: Hanneke de Jonge
Eindredactie: Manon Blaas