Premier Rutte heeft de Tweede Kamer verkeerd geïnformeerd over de omstreden verkoop van de Atlas Munnicks van Cleeff, een unieke verzameling van zo’n 1600 tekeningen van de stad Utrecht en omgeving uit de 17e en 18e eeuw. Tijdens een Kamerdebat in 2016 heeft de premier gezegd dat de koninklijke familie de Atlas heeft verkocht “onder het beding” dat de Atlas niet aan een buitenlandse partij zal worden overgedaan. Uit onderzoek van ZEMBLA blijkt dat er slechts sprake is van een morele verplichting, die niet juridisch afdwingbaar is. In ZEMBLA zegt John Fentener van Vlissingen, die de Atlas gekocht heeft van de Oranjes, dat het hem vrij staat de Atlas te verkopen. Ook zegt Rutte in het debat dat de Atlas, voordat die werd verkocht, eerst is aangeboden aan culturele instellingen in Utrecht. Uit navraag door ZEMBLA aan het Utrechts Archief, het Centraal Museum en de universiteitsbibliotheek van de Universiteit van Utrecht blijkt, dat zij nooit over de Atlas zijn benaderd.
De Atlas Munnicks van Cleeff behoorde tot de nalatenschap van prinses Juliana die in 2004 overleed. In 2012 is de Atlas door de koninklijke familie voor een onbekend bedrag onderhands verkocht aan Fentener van Vlissingen.
Morele verplichting, geen beding
De verkoop van de Atlas aan een particuliere verzamelaar was destijds omstreden. Tijdens het Kamerdebat van 27 oktober 2016, over de begroting van de koning, was toenmalig D66-fractievoorzitter Alexander Pechtold kritisch over het feit dat de verkoop van de Atlas drie jaar lang stil was gehouden. Ook uitte hij zijn zorg, dat de Atlas door de nieuwe eigenaar mogelijk zou worden doorverkocht en naar het buitenland zou verdwijnen.
Lees ook: 'Oranjes sluiten miljoenendeal met Belastingdienst over erfenis Juliana' Daarop zei premier Rutte dat de Atlas is verkocht “aan een vooraanstaande Nederlandse privécollectie, onder het beding dat het werk (..) voor langere tijd in Nederland bijeen zou blijven.” ZEMBLA heeft de huidige eigenaar, John Fentener van Vlissingen, gevraagd of het hem of zijn erven vrij staat het werk te verkopen. Hij zegt: “Daar heb ik het recht toe. Maar het is niet mijn bedoeling.”
Schriftelijk bevestigt de woordvoerder van Fentener van Vlissingen aan ZEMBLA: ‘De familie J.A. Fentener Van Vlissingen draagt de zorg voor het bij elkaar houden van de verzameling als een morele verplichting.’
Navraag door ZEMBLA bij de Rijksvoorlichtingsdienst leert dat in het verkoopcontract over de Atlas inderdaad slechts sprake is van een ‘morele verplichting’ om het werk voor Nederland te behouden. Desgevraagd zegt emeritus-hoogleraar Martin Jan van Mourik, dat een ‘morele verplichting’ juridisch niet afdwingbaar is. “Een morele verplichting is alleen gebaseerd op normen van moraal en fatsoen en hebben geen rechtskracht. Dat is iets anders dan een juridisch afdwingbaar beding,” aldus Van Mourik.
Utrechtse musea weten van niets
Ook zegt premier Rutte in het Kamerdebat dat er, vóórdat de Atlas werd verkocht, eerst “een verkenning (is) uitgevoerd naar eventuele interesse van relevante publieke instellingen in de regio Utrecht.” Vervolgens zegt de premier dat deze verkenning niet heeft geleid tot een transactie met deze instellingen.
ZEMBLA heeft navraag gedaan bij het Utrechts Archief, het Centraal Museum en de universiteitsbibliotheek van de Universiteit van Utrecht. Alle drie de instellingen stellen dat zij nooit over de Atlas zijn benaderd. Het Utrechts Archief voegt daar bovendien aan toe: “Als de Atlas aan ons was aangeboden, dan zou deze zeker in ons collectieprofiel hebben gepast en hadden we onderzocht of we de werken konden verwerven.”
Lees ook: 'Duurste kunstwerk uit erfenis van prinses Juliana weggehouden van publiek'Tussenpersoon
Desgevraagd stelt de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) dat een “tussenpersoon” de verkenning namens de overheid bij de Utrechtse instellingen heeft uitgevoerd. De RVD wil niet zeggen wie die tussenpersoon is geweest en wat die heeft gedaan. Zowel het Utrechts Archief, het Centraal Museum als de universiteitsbibliotheek in Utrecht hebben ZEMBLA laten weten ook nooit namens de overheid te zijn benaderd door een tussenpersoon of intermediair.
De ‘Boschbrand’
In het Kamerdebat zegt premier Rutte ook dat de verkoop door de koninklijke familie van het schilderij ‘Boschbrand’ van de 19e-eeuwse Javaanse schilder Raden Saleh zorgvuldig is gegaan. Ook dat schilderij behoorde tot de nalatenschap van koningin Juliana en werd in 2013 door haar erven voor naar verluid 3 tot 5 miljoen euro verkocht aan de National Gallery Singapore.
Ook de verkoop van de Boschbrand was omstreden, omdat de Kamer zich afvroeg of het doek mogelijk rijksbezit was, en geen privé-eigendom van de koninklijke familie. Mocht de familie het schilderij wel verkopen, en had het niet eerst moeten worden aangeboden aan Nederlandse musea?
Daarop heeft de premier in het Kamerdebat geantwoord dat de Erfgoedinspectie de exportvergunning voor het schilderij heeft verleend. Ook stelt Rutte dat de Inspectie heeft gecontroleerd of het werk een beschermde status had op basis van de toenmalige Wet tot behoud van cultuurbezit (Wbc), de huidige Erfgoedwet. Dat bleek niet het geval, aldus Rutte, en dus mocht het werk worden verkocht aan een buitenlands museum.
Wbc-commissie niet geconsulteerd
ZEMBLA heeft onderzoek gedaan naar de wijze waarop de verkoop van het schilderij is getoetst. Desgevraagd stelt het ministerie van OCW dat er destijds overleg is geweest met de Raad voor Cultuur: “De Wbc-commissie onder de Raad voor Cultuur zag geen aanleiding om dit werk nader te onderzoeken en over te adviseren aan de toenmalige Minister van OCW,” aldus een woordvoerder van het ministerie.
De Wbc-commissie adviseerde destijds de minister van OCW of kunstwerken, die naar het buitenland dreigen te verdwijnen, een beschermde status moesten krijgen.
Maar zowel de voorzitter als de secretaris van de toenmalige Wbc-commissie hebben ZEMBLA laten weten dat hun door het ministerie van OCW nooit om een advies of oordeel over de verkoop van de Boschbrand is gevraagd.
Ook de Raad voor Cultuur schrijft in een reactie aan ZEMBLA: “In raadsstukken en verslagen van de Wbc-commissie en de correspondentie is geen aanwijzing voor een adviesaanvraag over dit specifieke werk. Ook heeft de toenmalige Wbc-commissie zich er niet over gebogen.”
De Raad voegt daaraan toe: “Desgevraagd had de toenmalige Wbc-commissie wel kunnen adviseren over de vraag of het schilderij voor Nederland behouden moest blijven. Deze vraag had dan zorgvuldig en inhoudelijk beantwoord kunnen worden.”
Daarop trekt de woordvoerder van het ministerie van OCW zijn aanvankelijke antwoord in: “De commissie is niet geconsulteerd over de Boschbrand en heeft ook geen advies gegeven.”