Advocaat van de natuur en spreekbuis van het milieu.

De monniken van Friesland: architecten van het landschap

  •    •  
Gisteren
  •  
leestijd 2 minuten
  •  
4007 keer bekeken
  •  

Wie vandaag de dag door het Friese landschap wandelt, ziet misschien vooral een rustige, groene omgeving met kronkelende sloten en oude boerderijen. Maar onder het oppervlak schuilt een verhaal van visie, vakmanschap en geloof. Vanaf de 12e eeuw vestigden zich de Cisterciënzer monniken in het Nooroosten van Friesland. Hier stichten zij een klooster genaamd Claercamp. Het voornaamste doel van de monniken was het bekeren van de heidense bevolking, maar de monniken deden veel meer dan enkel preken: ze waren heuze landschapsarchitecten. 

Vanuit hun hoofdvestiging bij het huidige natuurgebied Klaarkampermeer, bouwden ze dijken, groeven sloten, legden polders aan en introduceerden technieken voor landbouw en waterbeheer. Deze ingrepen veranderden het open kweldergebied in een productief cultuurlandschap. De getijdengeul de Peazens, die toen nog tot ver in het binnenland reikte, diende niet alleen als natuurlijke snelweg voor handel in turf, graan en vee, maar ook als voedingsbron en visgebied. Op kaarten en in het veld zijn deze oude lijnen nog altijd zichtbaar als leestekens van een verhaal dat het Friese landschap tot op de dag van vandaag uitlegt. 

Van kloostermop tot stinzenhuis

De monniken waren niet alleen goed in waterbeheer, maar ook in het produceren van bakstenen. Het waren dan ook de Cisterciënzers die met hun klooster het eerste stenen gebouw in de omgeving neerzetten. Zo introduceerden ze de baksteen in Friesland. In een streek waar natuursteen schaars was, maar klei in overvloed, begonnen zij rond hun kloosters klei af te graven en bakstenen te bakken, beter bekend als de kloostermoppen.

Deze kloostermoppen vormden de basis voor kerken, boerderijen én stinzen: versterkte huizen voor machtige families en hoofdelingen. In eerste instantie werden stinzen gebouwd als verdedigingstoren tijdens de roerige Friese Vrijheid, maar later ontwikkelde de stins zich tot een statige state. Een soort landhuis waar vaak ook een mooie siertuin werd aangelegd. Daardoor begon uiteindelijk rond de 18e eeuw een nieuw hoofdstuk in de natuurgeschiedenis, namelijk dat van de stinzentuin. 

Stinzenflora: bloemrijke erfenis van middeleeuwse bouwtradities

Bij deze statige landhuizen hoorde natuurlijk een bijpassende tuin. Vanaf de 18e eeuw won de Engelse landschapsstijl terrein: kronkelende paden, glooiende gazons en vooral veel sierplanten waren de nieuwe norm. De rijke families wilden zich onderscheiden en lieten bijzondere knollen en bollen uit Zuid- en Midden-Europa aanrukken: sneeuwklokjes, Haarlems klokkenspel, lenteklokjes en bonte krokussen waren zeer populair. 

Deze planten vinden vruchtbare grond in de omgewoelde, humusrijke bodem rond de stinzen. Vandaag de dag groeien en bloeien deze stinzenplanten nog steeds uitbundig in het vroege voorjaar rondom de Schierstins te Veenwouden en Harsta State bij Hegebeintum. Ze vormen een kleurrijke, levendige herinnering aan hoe de middeleeuwse kloosterlingen het landschap in Noordoost Friesland hebben gevormd. Ondertussen dragen ze ook bij aan het vergroten van de bloeiboog voor insecten doordat ze al in het vroege voorjaar in bloei staan.  

Kijk zondag 20 april 2025 om 19.25 uur op NPO2 naar de uitzending over het Friese Monnikenlandschap.

Delen:

Praat mee

Onze spelregels.

0/1500 Tekens
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.
BNNVARA LogoWij zijn voor