Midden in onze hoofdstad is overal groen te vinden van park tot tuin. Geveltuintjes zorgen voor kleurrijke straten, maar ze blijken ook een belangrijke plek voor insecten. Ecoloog Joeri Morpurgo onderzocht geveltuintjes in Amsterdam en Den Haag en ontdekte dat ook kleine tuintjes een groot verschil maken.
Een honingbij op de passiebloem of een aardhommel in de hibiscus, hier in een geveltuin op de gracht midden in Amsterdam gonst het van de insecten. De tuin is langs de gevel misschien maar één tegel breed, met de klimplanten bedenkt het groen toch een groot oppervlakte.
Dat groen blijkt erg belangrijk, concludeert Joeri. Het is vooral de hoeveelheid bladoppervlakte dat bepaalt of er veel insecten leven. Die gebruiken de bladeren om op te schuilen of van te eten. Ook het aantal plantensoorten maakt uit. Hoe meer planten, hoe beter. Want verschillende planten trekken verschillende insecten aan. Alleen inheems hoeven de planten dan weer niet per se te zijn.
Die passiebloem en hibiscus zijn bijvoorbeeld aangeplant, toch zitten ze vol met bijen en hommels. Ook de stokroos, die veel in de stad te vinden is, wordt bewoond door insecten. Boven in de toppen van dit uitheemse ‘onkruid’ leeft de stokroossnuitkever, een klein kevertje met een lange snuit en oranje poten. Een grappige verschijning op deze kleurrijke plant.
In zijn onderzoek telde Joeri zeker 200 plantensoorten en 150 insectensoorten in de geveltuintjes. Daarmee bleken de postzegels groen écht belangrijk te zijn voor biodiversiteit in de stad.
En wat kun je zelf doen in jouw geveltuin? Eigenlijk niet zo veel. Zorg voor veel bladoppervlak, dus snoei weinig. En zorg voor veel verschillende plantensoorten, dus ‘onkruid’ laten staan! Dan heb jij straks ook een stokroossnuitkever als huisgenoot.
Thema's:
Meer over:
geveltuintjesMaandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.